• ONTHAAL
  • BEVOEGDHEDEN
  • ACTUALITEIT
  • WARM AANBEVOLEN
  • SPECIAL DEZE MAAND
  • WIE BEN IK?
  • TEAM
  • GALERIJ
  • FR
  • NL
  • SITEMAP
  • CONTACT
  • FR
  • NL
  • SITEMAP
  • CONTACT
Facebook Twitter Youtube Instagram
Officiële website van Céline Fremault
Brussels minister
  • ONTHAAL
  • BEVOEGDHEDEN
  • ACTUALITEIT
  • WARM AANBEVOLEN
  • SPECIAL DEZE MAAND
  • WIE BEN IK?
  • TEAM
  • GALERIJ
Home » Actualiteit » Parlementaire tussenkomsten » Huisvesting » Antwoord op de interpellatie van Mijnheer Alain Maron betreffende “de verklaringen van de Minister betreffende het mislukken van de Huisvestingsplannen, de oorzaken, alsook de maatregelen om eraan te verhelpen; alsmede het beleid in de strijd tegen leegstaande woningen”; Alsmede de op gebundelde interpellaties van Mevrouw Caroline Désir betreffende de nieuw verkende pistes om de vraag naar huisvesting in te perken en van Mijnheer Arnaud Verstraete betreffende de huisvestingsplannen.
HuisvestingParlementaire tussenkomsten

Antwoord op de interpellatie van Mijnheer Alain Maron betreffende “de verklaringen van de Minister betreffende het mislukken van de Huisvestingsplannen, de oorzaken, alsook de maatregelen om eraan te verhelpen; alsmede het beleid in de strijd tegen leegstaande woningen”; Alsmede de op gebundelde interpellaties van Mevrouw Caroline Désir betreffende de nieuw verkende pistes om de vraag naar huisvesting in te perken en van Mijnheer Arnaud Verstraete betreffende de huisvestingsplannen.

29 september 2016

Mevrouw Désir, Mijnheer Maron, Mijnheer Verstraete,

U hebt met velen gereageerd op de artikels bij de terugkeer uit vakantie met de titel “les Plans Logement, ça ne fonctionne plus”. Maar is dit niet normaal?

Bij het lezen van uw reacties, moet ik vaststellen dat de titel van deze artikels provocerend en zelfs confronterend voor de lezers ervan kan zijn. Maar ik moet u er ook aan herinneren dat deze titel in de werkelijkheid slechts de vertaling is van het opmaken door ons allen hier aanwezig van een wel heel bittere balans na 12 jaren Huisvestingsplannen.

Uw vragen zijn zeker verantwoord wat het in vraag stellen van deze Plannen betreft, zeker wanneer ze zelfs door een minister van Huisvesting in vraag gesteld worden, maar laten we niet vergeten dat binnen deze commissie u allen hier aanwezig akkoord gaan met het feit dat de kruissnelheid van deze Plannen onvoldoende is om op de vraag naar publieke woningen een antwoord te bieden.

Laten we de polemiek hierover dan ook staken. We weten allemaal dat de beste stuurlui aan wal staan. Bovendien moeten er ook meer woningen gebouwd worden als antwoord op de almaar groeiende vraag.

Uw vragen sporen mij aan om op 3 aspecten terug te komen: mijn vaststellingen na 2 jaar legislatuur, vervolgens de oorzaken van de ondervonden moeilijkheden en tot slot de oplossingen die ik tot stand wil brengen om op de uitdaging en op de huisvestingscrisis van ons Gewest een antwoord te bieden.

Ik kom nu bij de vaststellingen. Het is geen publiek geheim en u haalt het aan in uw vraag Mijnheer Maron, het is een feit dat onze publieke operatoren geconfronteerd worden met de “moeilijkheid om via de huisvestingsplannen te produceren”.

De cijfers spreken voor zich, en u kent ze aangezien u ze reeds verschillende malen in deze commissie voor het voetlicht gebracht heeft. Ik leer u dan ook niets door te herinneren aan de magere uitkomst van het eerste Plan waarmee in 2004 van start gegaan is en dat zich verbond tot twee cijfers, 5.000 woningen in 5 jaar, en waarvan de teller vandaag gestopt is op 1.718 eenheden die zijn verrezen voor de 3 betrokken operatoren, namelijk de BGHM, de SFAR en het Woningfonds.

Dit vertegenwoordigt dus vandaag nauwelijks meer dan een derde van de productiedoelstelling die in 2004 aangekondigd is. Niettemin bevestig ik dat de doelstelling van 5.000 eenheden wel degelijk bestaat, zeker op papier, maar ook op het terrein aangezien de noodzakelijke grond door opeenvolgende Regeringsbeslissingen gemobiliseerd is.

En toen kwam de Alliantie Wonen op de proppen. We schrijven dan eind 2013. Het model van het eerste Plan is hierbij gedeeltelijk gereproduceerd door zich enerzijds op het ter beschikking stellen van openbare terreinen en anderzijds op het principe van nieuwe constructies te baseren. Na 3 jaar moeten wij ook vaststellen dat de ruchtbaarheid die werd gegeven, en ik spreek hier over de naar voor gebrachte cijfers in termen van productie, namelijk 6.500 woningen, vandaag volgens de betrokken operatoren nog niet het verhoopte succes kent. Een tussentijds verslag over het midden van de legislatuur is dan ook mijns inziens welkom:

  • De BGHM is eerst en vooral onze voornaamste operator van dit tweede Plan. De initiële doelstelling uit de regeringsbeleidsverklaring die de productie van 4.000 huurwoningen beoogt is verre van bereikt met vandaag 1.045 gelokaliseerde eenheden in het kader van 25 projecten. Binnenkort komt hier het resultaat bij van de projectoproep die in de privésector gelanceerd werd met de doelstelling van 500 bijkomende eenheden. De weg is dan ook nog lang voor de BGHM om te beantwoorden aan de ambitie van de vorige legislatuur, daar ben ik het mee eens;
  • Het Woningfonds heeft daarentegen sterke vooruitgang geboekt bij de identificatie van de grond, met meer dan 700 woningen op een doelstelling van 1.000 woningen. U heeft kunnen vaststellen dat een nieuwe projectoproep gericht op de aankoop van 300 woningen op de private markt binnenkort een nieuwe kans zal vormen waardoor ik de nagestreefde doelstelling garanderen kan;
  • Wat CityDev betreft, onze derde operator, eveneens met een doelstelling van 1.000 koopwoningen. De reeds gerealiseerde verkopen en ook de projecten die in ontwikkeling zijn, lijken te bevestigen dat de doelstelling voor wat de geconventioneerde woningen betreft, eind 2018 zou moeten bereikt worden. Hierbij moeten nog eens ongeveer 260 sociale woningen en bijna 300 studentenwoningen geteld worden. Hier zult u, net zoals ik, dus vaststellen dat de productiedoelstelling overschreden wordt, aangezien ze de 1.500 eenheden moest overschrijden. Bovendien zouden de proefprojecten van gegroepeerd wonen en CLT, ook gepland in het Beheerscontract, eveneens vóór het verstrijken van de gestelde termijn in de realisatiefase moeten zitten;
  • Tot slot is het initiatief van de Wijkcontracten, gekoppeld aan dat van de projecten in antwoord op het concept van de Community Land Trust eveneens goed op dreef met respectievelijk 781 woningen en 87 woningen in onderzoek voor deze 2 operatoren.

Op basis van de voornoemde resultaten kunnen wij ons vragen stellen over de rechtmatigheid en zelfs het realisme van bepaalde principes waaraan door mijn voorgangers destijds de voorkeur gegeven werd.

Dit brengt mij bij de oorzaken van uw bekommernissen.

Enkele vaststellingen in verband met de doelstelling van 11.500 gecumuleerde woningen van de 2 voornoemde Plannen:

  • Eerst en vooral inzake programmering, het oorspronkelijke principe dat erin bestaat om nieuwe gebouwen op openbare terreinen te bouwen, kent vandaag zijn beperkingen. De BGHM is de partij die als eerste betrokken is aangezien ze blijft zoeken naar terreinen voor 3.000 woningen, ofwel 2/3 van haar doelstelling. Wij weten dat deze uitdaging gedeeltelijk zal oplossen door de nakende identificatie van nieuwe grond die ofwel door de privésector in het kader van PPP ter beschikking gesteld wordt, ofwel door het gewest in het kader van de strategische reserves die momenteel geoperationaliseerd worden;
  • Wij moeten erkennen dat dit fundamenteel beginsel gebaseerd op het ter beschikking stellen van terreinen niettemin nogal beperkend is in het licht van de inkrimping van de publieke grondmiddelen, de strategische reserves buiten beschouwing latend. Welnu, hij ambieert de productie van 8.000 woningen, ofwel meer dan 2/3 van de totale doelstelling (4.500 van het eerste plan en 3.500 van de Alliantie Wonen). Reden te meer om ons actieterrein uit te breiden door de weg vrij te maken voor aankopen van panden en PPP-samenwerkingsverbanden. Ik kom er in mijn voorstellen op terug;
  • Inzake de operationele uitvoering van de projecten kunnen de volgende oorzaken aangeduid worden, zodra het terrein gekend is. Het gaat hier volgens mij wel degelijk om de grote oorzaken die de operationaliseringstermijn voor de publieke woningen vertragen:
  • De termijn voor het verkrijgen van vergunningen wordt duidelijk door onze openbare operatoren aan de kaak gesteld. In dat opzicht ben ik van oordeel dat de termijnen die aan de aanvragers van een vergunning worden toebedeeld, alsook de termijnen voor de behandeling van deze aanvragen zouden verbeterd kunnen worden. Ik roep dan ook iedereen op om verantwoordelijkheid op te nemen om de fase in verband met het verkrijgen van vergunningen in te korten;
  • Het gebrek aan overleg tussen de plaatselijke overheden is volgens mij ook de oorzaak van heel wat achterstand. De vraag is eenvoudig, wat is de zin ervan om een project voort te zetten zonder een minimum aan plaatselijke consensus? Wij moeten samen met onze partners handelen en de 19 gemeenten maken hier deel van uit. Iedereen moet hierbij het beste van zichzelf geven om er zo voor te zorgen dat het aantal projecten kan vermenigvuldigen, eerder dan te allen prijze een programma te willen garanderen dat niet in de plaatselijke realiteit van een wijk kan inpassen;
  • Ten slotte moeten wij ook onze burgers bewustmaken van de inclusieve en geïntegreerde dynamiek die wij in al onze projecten trachten te bereiken. Ik spreek hierbij over de kwaliteit van onze verwezenlijkingen. De overheid moet een voorbeeldrol vervullen, waarom dan onze burgers niet? Waarom zich tot elke prijs kanten tegen projecten die gericht zijn op het insluiten van de sociale mix en het bevorderen van het samenleven? Wij weten dat ook hier de talrijke beroepen een van de voornaamste oorzaken van de vastgestelde laattijdigheid is. De BGHM, om slechts haar te noemen, raamt dat zij betrekking hebben op 14% van de in haar projecten vastgestelde laattijdigheid!
  • Tot slot, Mijnheer Maron, in antwoord op uw bekommernis over de terughoudendheid van de gemeenten en de mogelijke verbinding tussen het gemeentebeleid voor promotie van toegankelijke woningen en de algemene dotatie aan de gemeenten, om te weten of er stimuleringsprogramma’s overwogen zijn: de financiering van de gemeenten gebeurt via verschillende wegen en vooral via de ordonnantie van 21 december 1998, de zogenaamde “algemene dotatie aan de gemeenten” die u aanhaalt. We kunnen ook de ordonnantie van 19 juli 2007 tot verbetering van de budgettaire toestand van de gemeenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de zogenaamde ordonnantie 30 miljoen, aanhalen die gericht is op de uitreiking van subsidies aan de gemeenten op basis van de verschillende door de Regering vastgestelde criteria. Een deel van deze subsidie wordt toegekend op basis van de omvang van het openbaar beheerde woningenbestand en dat met sociaal oogmerk binnen het totale woningenbestand van de gemeente. De gemeenten die in zeer grote mate in dit beleid geïnvesteerd hebben, worden hiervoor dan ook gecompenseerd. Is het opportuun om de klemtoon meer op dit criterium te leggen bij de verdeling van de verschillende toelagen? Het debat hierover is gegrond, maar het gaat evenwel om een bevoegdheid die aan de Minister-President toebedeeld is. Ik nodig u dan ook uit om hem hierover te interpelleren. Het behoort mij niet toe om mij in de plaats van de Minister-President uit te spreken over eventuele denkoefeningen die hij in verband met deze toelagen voert.

Deze talrijke oorzaken zijn dan ook wel degelijk voor een deel door ons allen gekend en ik moet er rekening mee houden in de beleidslijn die ik in de tweede helft van mijn mandaat tot ontwikkeling wil brengen om nog meer bij de ambitieuze doelstellingen die door mijn voorgangers vastgelegd zijn, aan te leunen.

Ik kom nu bij de pistes waaraan momenteel de voorkeur gegeven wordt in het kader van de nieuwe dynamiek waarvan ik het belangrijk vind dat ze binnen het productieproces tot ontplooiing gebracht wordt. Ze zijn vandaag op de volgende 3 krachtlijnen gericht:

  1. Eerste krachtlijn. De voorkeur geven aan de aankoop van panden in de plaats van de ter beschikking stelling van terreinen door de overheid: de invoeringstermijn van de strategische zones laat ons, gelet op de vraag naar woningen, niet toe om te wachten. Zoals we in de voornoemde vaststellingen hebben kunnen merken, bereiken de operatoren die ermee belast zijn panden aan te kopen sneller hun doel dan zij die afhangen van een terbeschikkingstelling van openbare grond.

In dit opzicht lijken de vergaderingen van de coördinatieraad voor huisvesting te wijzen op de tendens dat de reserves buiten de strategische zones schaars worden.

De aankopen vormen in dit verband de noodzakelijke hefboom om een bijkomend antwoord te bieden in afwachting van een geldigverklaring van de publieke reserves die door het BPB geteld worden, de reden waarom ik sindsdien de BGHM de opdracht gegeven heb om zich op dit soort van operaties te concentreren. De eerste proefprojecten zijn verleden en 3 operaties werden na enkel één jaar afgerond met een veelbelovend potentieel van 131 bevestigde woningen. Ik stel dan ook vast dat deze nieuwe dynamiek relevant is in het licht van 10 andere projecten die momenteel onderhandeld worden.

Ik kom terug op de woorden van het persartikel dat u aanhaalt, Mijnheer Verstraete, en op het cijfer van 57.000 m² (zevenenvijftig duizend vierkant meter) van aangeduide ruimte die vandaag de creatie van 570 woningen en niet van 5.700 (vijf duizend zeven honderd) woningen moeten mogelijk maken. U heeft begrepen dat de journalist zich verkeerdelijk gebaseerd heeft op een minimalistische norm van 10 m² per woning, iets wat ik uiteraard in mijn hoedanigheid van minister van Levenskwaliteit niet kon aanvaarden! We spreken dan ook wel degelijk over een huidig potentieel van 570 (vijf honderd en zeventig) woningen. Ik bevestig dit cijfer inderdaad, maar ik maak er daarom nog geen doelstelling van omdat over heel wat projecten momenteel onderhandeld wordt, en het is daarom aangewezen om regelmatig op de vooruitgang van deze operaties terug te komen.

  1. Tweede krachtlijn: onze partnerschappen met de private partners versterken. Ook hier genieten we van een grote ervaring van verschillende projecten waardoor we de lessen kunnen trekken over de pro’s en contra’s van de verschillende zogenaamde PPP. De momenteel bevoorrechte operatoren zijn de BGHM en het Woningfonds die respectievelijk de productie van 500 en van 300 woningen beogen om hun doelstellingen te bereiken. Ik twijfel er geen ogenblik aan dat dit type van samenwerking dat stoelt op de private deskundigheid ook aan nieuwe productiedynamiek kan bijdragen.
  1. Derde krachtlijn: het uitbreiden van de alternatieven voor de creatie van openbare woningen. U weet dat ik sinds het begin van de legislatuur de huurtoelagen en het SVK-systeem wil uitbreiden, tegelijk met de productie van openbare woningen. Wat betreft de huurtoelage voor kandidaat-huurders van een sociale woning werd de regelgeving verbeterd en zal deze op het einde van het jaar opnieuw beoordeeld worden. Er wordt eveneens werk gemaakt van de herhuisvestingstoelage, zoals ik naar aanleiding van de vorige interpellatie van de heer Maron reeds zei. Wat de SVK’s betreft heeft de Regering, afgezien van de aanpassing van de regelgeving eind 2015, zopas de afbakening van de gebieden met verhoogde huurprijs goedgekeurd, waardoor de huurprijzen die worden toegewezen aan de eigenaars van woningen waarvan het beheer aan een SVK is toevertrouwd met 10% verhoogd zullen kunnen worden. Het is de bedoeling om met deze verhoging het aantal woningen in het beheer van SVK’s te doen toenemen in de wijken waar er momenteel weinig van zulke woningen zijn. De bestaande kloof tussen de huurprijs die op de privémarkt wordt gehanteerd en die van een SVK is namelijk te groot.
  1. Vierde en laatste krachtlijn: de oprichting van acht nieuwe observatoria voor de huisvesting op gemeentelijke schaal. Het betreft hier niet het oprichten van een nieuwe plaatselijke dienst die enigszins aan het dysfunctioneren van het Gewest zou verhelpen. Het betreft eerder een versterking van de samenwerking tussen de plaatselijke besturen en het Gewest in de strijd tegen de leegstaande woningen.

De gemeentelijke observatoria bestaan sinds 2013: 4 gemeenten (Anderlecht, Evere, Molenbeek en Ukkel) krijgen terugkerend een jaarlijkse subsidie van 25.000 € om de werking van hun observatorium te financieren. Elke gemeente heeft haar observatiecentrum voor verschillende doeleinden gebruikt en bepaalde gemeenschappelijke punten zijn te berde gekomen, vooral inzake de strijd tegen leegstaande en ongezonde woningen.

Dit jaar heb ik de beleidskeuze gemaakt om het aantal gemeentelijke observatoria voor de huisvesting te verdubbelen en de observatoria in de richting van de strijd tegen leegstaande woningen en, in het bijzonder, inzake de identificatie van deze woningen, te sturen.

Het budget, ingeschreven op BA 25.002.27.01.42.22 is gestegen van 100.000 € naar 200.000 € in 2016. Ik heb een projectoproep gelanceerd bestemd voor alle Brusselse gemeenten en het was een groot succes aangezien 13 gemeenten hun kandidatuur ingediend hebben. De 4 basisgemeenten (Anderlecht, Evere, Molenbeek en Ukkel) zijn geselecteerd, en ook de gemeenten Anderlecht, de Stad Brussel, Elsene en Schaarbeek.

Het is waar dat, zoals u aanhaalt, de Code bepaalt dat de gemeenten aan het gewest een register van leegstaande woningen op hun grondgebied moeten overmaken en ik zie erop toe om regelmatig deze wettelijke verplichting voor alle gemeenten te herhalen. De meeste gemeenten, maar niet alle, respecteren deze verplichting. De redenen hiervoor zijn talrijk: het betekent een aanzienlijke werkbelasting, de gevraagde inlichtingen zijn soms ingewikkeld enz. En er is geen sanctie voorzien voor de gemeenten die hun verplichtingen niet nakomen.

Eerder dan te bestraffen, geef ik er de voorkeur aan om in een constructieve geest van samenwerking te werken en ik hoop het aantal gemeentelijke observatoria in de komende jaren te verhogen.

En betreffende de cel van leegstaande woningen, stel ik u gerust Mijnheer de volksvertegenwoordiger, er zijn geen storingen. De cel kreeg zonet een nieuwe informaticaprogramma waardoor ze hun dossiers sneller en doeltreffender kunnen verwerken. Hun samenwerking met de gemeenten evolueert goed: tot op heden hebben 10 gemeenten hun belasting op leegstaande woningen geschrapt. En er zijn besprekingen met andere gemeenten gaande om deze belasting te schrappen.

Het is nodig om aan deze 4 strategische pistes toe te voegen dat de voormelde oorzaken niet alle door hen opgelost kunnen worden.

Het is in de toekomst noodzakelijk dat men op bepaalde punten nog meer oplet. Ik denk aan de absolute noodzaak voor de operatoren om hun dossiers in aanloop beter voor te bereiden zodra het programma in overleg met de plaatselijke overheid opgesteld is. Dit programma vormt een beleidsintentie en heeft in het algemeen betrekking op een grote ambitie en op de wens om collectieve voorzieningen op te nemen en zelfs de typologie van de geplande woningen te diversifiëren door innovatieve woningen te voorzien of door een gemengd programma (huur-koopwoningen) te bevorderen waardoor we kunnen waken over een sociologisch evenwicht dat aan de essentiële behoeften van de Brusselaars beantwoordt.

Een goed voorbereid dossier leent zich niet tot improvisatie en noodzaakt raadpleging van alle actoren die ertoe gebracht worden om aan het vormgevingsproces deel te nemen. Daarom vind ik het belangrijk dat de ambitie van een programma ook onderworpen wordt aan de validering door bevoegde instanties zoals het BPB dat zich met de territoriale planning bezighoudt en ook de Bouwmeester voor gevoelige en strategische projecten, LB belast met leefmilieu-integratie, zonder de DBDMH te vergeten, en nog andere ook.

In verband hiermee, ben ik verheugd over de oprichting van een kwaliteitskamer zoals dat is voorgesteld door Kristiaan BORRET, onze Bouwmeester, in zijn oriëntatienota en die ons moet toelaten om de kwaliteitsdoelstelling, waaraan ik zoveel belang hecht, te bereiken.

In uw vraag Mevrouw Désir, en binnen een geheel ander register, kaart u ook de mutaties in de sociale huisvesting aan. Dit onderwerp is even belangrijk als dat van de productie omdat het rechtstreeks aan het welzijn en dus aan de levenskwaliteit van de huurders raakt. Het past in het kader van artikel 8 van het besluit van 26 september 1996 en is erop gericht dat elke OVM er zich toe verbindt om prioritair woningen die beschikbaar gemaakt zijn aan huurders toe te wijzen die een woning bewonen die niet aan hun gezinssamenstelling aangepast is. Ik kijk er nauwlettend op toe dat elke OVM zijn steentje aan deze inspanning bijdraagt en de Regering heeft trouwens vandaag over het door de OVM voorgestelde percentage beslist. Ik nodig u uit om met mij hierover een nieuw debat aan te gaan.

Tot slot wou ik niet afsluiten zonder op uw vragen terug te komen betreffende de participatie van alle gemeenten en de doelstelling van de 15% (vijftien procent) die u aanhaalt, Mijnheer Verstraete. Ik vestig hier uw aandacht op het feit dat deze doelstelling op de vorige legislatuur betrekking had. Het is dan ook niet meer actueel. Ik vind in dit opzicht dat alle gemeenten natuurlijk partner moeten zijn van de ontwikkelde projecten, dit temeer in het kader van de aankopen waardoor ons actieterrein uitgebreid kan worden.

Hierbij de voornaamste bedenkingen. U zult begrepen hebben dat ze het in vraag stellen van bepaalde principes en van bepaalde praktijken van onze belangrijkste operatoren rechtvaardigen. Zij moeten dan ook ononderbroken evolueren en innoveren en na reeds 12 jaar uitvoering lessen trekken.

Ik dank u voor uw aandacht.

Related Posts

  • Discrimenerende verhuurders morgen mogen in Brussel bezoek inspecteurs verwachten

    Discrimenerende verhuurders morgen mogen in Brussel bezoek inspecteurs verwachten

    3 november 2018
  • Situatietesten om discriminerende praktijken bij de toegang tot huisvesting op te sporen

    Situatietesten om discriminerende praktijken bij de toegang tot huisvesting op te sporen

    26 oktober 2018
  • Een kotlabel

    Een kotlabel

    18 oktober 2018

ZOEKEN

ACTUALITEIT

PERS
PARLEMENTAIRE TUSSENKOMSTEN
LEEFMILIEU/ENERGIE
HUISVESTING
GEZINSBELEID
TOESPRAKEN

SPECIAAL DEZE MAAND

  • Ter nagedachtenis aan de 32 slachtoffers van de aanslagen van 22 maart 2016… 24 maart 2017

RECENTE ARTIKELS

  • Bescherming van fauna en flora: 11 februari 2019
  • Het samenwerkingsakkoord is goedgekeurd: einde van de juridische leemte in verband met de bicommunautaire kinderdagverblijven in Brusse 4 februari 2019
  • Rechter verplicht regering tot impactstudie rond geluidshinder -Het Nieuwsblad 4 februari 2019
  • #wakeupyourministers : mijn antwoord op uw interpellaties. 30 januari 2019

NIEUWSTE VIDEO

Facebook Twitter Youtube Instagram

CONTACT

Kapitein Crespelstraat 35
1050 Elsene

Tel : + 32 (0)2 508 79 11
Gsm : + 32 (0)478 512 441
[email protected]

Plan

Abonnez-vous à la newsletter !

Retrouvez notre politique de confidentialité dans la page de contact du site. Vous pourrez vous désabonner en cliquant sur le lien de désabonnement qui sera présent sur chaque envoi. En cas de problème vous pouvez envoyer un email à [email protected]. Vos données sont traitées dans le respect des règles édictées par le règlement européen de protection des données personnelles (RGPD). En cliquant sur le bouton ci-dessus vous marquez votre accord avec nos conditions.
Officiële website van Céline Fremault
© Copyright - Céline Fremault 2015