Mijnheer de volksvertegenwoordiger,
Op 4 december 2014, tijdens de goedkeuring van de besluiten in verband met de investerings- en werkingskosten van de Alliantie Wonen, belastte de Regering de minister van Huisvesting en de minister van Begroting met het coördineren van een onderzoek over de impact van de consolidatie van de BGHM en van het Woningfonds in verband met de uitvoering van de hen in het kader van de vorige legislatuur en van de Gewestelijke Beleidsverklaring 2014-2019 toevertrouwde opdrachten.
Op 21 mei 2015 heeft de Regering een verslag goedgekeurd betreffende de financiering van de Alliantie Wonen die de voorkeur geeft, voor wat de BGHM betreft, aan de voortzetting van het scenario waarbij het bouwheerschap volledig aan de OVM’s overgedragen wordt die er de capaciteit voor hebben, gepaard gaande met een voluntaristisch verkoopbeleid van minimum 75% van de geproduceerde woningen van de BGHM.
Gelet op de belangrijke gevolgen belastte de Regering de minister van Huisvesting ermee om spoedig een raadpleging van het INR te plannen over het voorgestelde scenario, om de manier vast te stellen waarop het INR aankijkt tegen de financiering die door de BGHM aan de OVM’s voor de productie van woningen toegekend wordt.
- Betreffende het advies van het INR:Hieronder volgen de hoofdzakelijke elementen van dit advies dat op 11 augustus 2015 via een schrijven is verzonden en dat beschikbaar is op de website van het INR: http://inr-icn.fgov.be/nl.
Eerst en vooral beklemtoont het INR het feit dat de beslissing van sectorindeling van de openbare eenheden niet onveranderlijk is en dat elke wijziging die een impact heeft op hun autonomie of het handelskarakter van hun activiteit van die aard is dat er een nieuwe analyse over hun sectorindeling uit voortspruit. Volgens het advies van het INR is de consolidatie van de OVM’s aan de drie volgende criteria onderhevig:
- Autonomie:
De OVM’s worden geacht autonoom beslissingen te kunnen nemen bij de uitoefening van hun hoofdopdracht en bijgevolg worden ze in de zin van ESR 2010 als afzonderlijke institutionele eenheden beschouwd.
- Controle:
De OVM’s staan onder overheidscontrole omdat ze in meerderheid in handen van overheidsinstellingen (Gemeenten, OCMW, Gewest…) zijn.
- Handelskarakter van de activiteit:
De OVM’s vervullen de criteria voor autonomie en voor het “handelskarakter”. Ze zijn daarentegen hoofdzakelijk in handen van de overheden (Gewest, OCMW, Gemeenten…).De conclusie van het INR is dat de OVM’s buiten de perimeter van het ESR 2010 blijven en in de sector van niet-financiële vennootschappen (S 11) ingedeeld worden.
Samengevat worden de financiële stromen op de volgende manier gekwalificeerd:
- De door het Gewest via de BGHM aan de OVM’s toegekende subsidies hebben een negatief gevolg voor het financieringssaldo van het Gewest.
- De voorschotten (kapitaalgedeelte) die door het Gewest via de BGHM aan de OVM’s toegekend worden, hebben geen impact op het financieringssaldo.
De betaling van de intresten op deze voorschotten door de OVM’s hebben een positieve impact op het financieringssaldo.
- Betreffende de gevolgen van dit advies voor de financieringsregels
Zowel de Alliantie Wonen als het GHP voorzien samenwerkingsverbanden met de Gemeenten en OCMW’s. De laatste bevinden zich in de consolidatieperimeter. Het advies van het INR stelt evenwel de samenwerking met de publieke operatoren niet in vraag.Het INR herinnert eraan dat de door de BGHM of door het Gewest aangegane leningen om de OVM’s te financieren als gevolg hebben dat ze de Maastricht-schuld van de overheidsdiensten doen toenemen en dat het intrestgedeelte van deze leningen het financieringssaldo van het Gewest op negatieve wijze beïnvloedt.
Het INR bevestigt eveneens de toepasbaarheid van de financieringsmechanismen gekoppeld aan de vierjareninvesteringsplannen.
- Betreffende de beslissingen van de Regering
De Regering heeft akte genomen van het advies van het INR alsook van de voorwaarden die het bevat en heeft aansluitend haar principeakkoord bevestigt voor het financieringsmechanisme van de Alliantie Wonen en van het voorkeursscenario wat betreft de BGHM betreft.De Regering heeft mij ook, net zoals de minister van Begroting, gevraagd om terug te komen indien nieuwe elementen zouden optreden.
Samenvattend heeft dit dus geen enkele impact op de uitvoeringstermijnen van de projecten verbonden aan de Alliantie Wonen.